Er is een gigantische prestatie geleverd in de afgelopen drie jaar. ‘De datakwaliteit van de artikelen in GS1 Data Source is gestegen naar 96 procent. De doelstellingen voor het programma DatakwaliTijd 2.0 hebben we behaald. En “we”, dat is de hele sector. De levensmiddelenbranche heeft geweldige inspanningen geleverd om GS1 Data Source compleet én betrouwbaar te krijgen. Maar nu moeten we verder, want de sector vraagt om meer data door groeiende regels vanuit EU en de overheid. En we moeten zeker de wens van de consument naar meer informatie over producten niet vergeten.’
Jerry Tracey, sectormanager levensmiddelen en drogisterij is er met algemeen directeur Pieter Maarleveld van GS1 Nederland duidelijk over: er zijn enorme slagen gemaakt door de 1.500 betrokken leveranciers. Maar de werkelijkheid gaat door.
Maarleveld: ‘We kunnen niet op onze lauweren gaan rusten, het streven naar maximale datakwaliteit is een blijvende prioriteit. Correcte en volledige artikeldata moet net zo vanzelfsprekend zijn als ’s ochtends tandenpoetsen.'
'Bovendien gaat de roep om data verder: we moeten verder terug de keten in. Met onze deelname en ondersteuning aan het programma Fresh Upstream zijn we daarmee al begonnen voor de vers-sector. Maar voor veel meer partijen en voor steeds meer productgroepen wordt die product-informatie in snel tempo belangrijk.’
Duurzame productie
Consumenten willen steeds meer weten over de producten die ze kopen. Natuurlijk gaat het in de essentie erom dat een product veilig is. Maar naast het vertrouwen in een product, is er een groeiende belangstelling voor duurzame productie en stelt de consument steeds vaker vragen over waar een product vandaan komt: naar de arbeidsomstandigheden en of er schadelijke stoffen bij de productie worden gebruikt. Naast consumenten willen ook overheden steeds meer informatie over producten en productieaspecten, evenals ngo’s en andere organisaties.
Dat maakt dat ook retailers meer transparantie vragen over de producten die zij verkopen. Waar komen grondstoffen vandaan? Hoe wordt er met de arbeiders omgegaan? Welke fairtrade keurmerken worden gegarandeerd? Welke bestrijdingsmiddelen worden gebruikt bij de teelt van grondstoffen? Transparantie vraagt om traceerbaarheid. En voor traceerbaarheid moeten productdata worden vastgelegd en het beste hulpmiddel daarvoor is het delen van gestandaardiseerde data.
GS1 is dé partner om die transparantere keten te structureren en te laten functioneren. Vooral omdat de standaarden van GS1 zich op de keten richten en schaalbaar zijn qua technologie en gebruik.
Vele schakels
Tracey: ‘Tot nu toe lag onze focus op het laatste stukje keten: de link tussen fabrikant en retailer en de levering van een gereed product en de logistieke data die daarbij horen. Tot nu toe zijn de data veelal gebaseerd op fysieke aspecten van en ingrediënten in een product. Een immense klus, maar dat is relatief nog makkelijk vast te leggen en te controleren. Nu gaat het om de vele schakels die daaraan voorafgaan te betrekken bij het verzamelen van die data. En om díe hele keten inzichtelijk te maken is best complex. Want als we verder terug de keten ingaan, gaat het om data die niet direct van het product zelf zijn af te leiden. Impact op milieu, het water dat bij productie is gebruikt, de energie, de CO2-footprint, de vangstmethoden bij vis, de verpakkingen; dat gaat terug naar heel veel bronnen. Het lijkt voor de consument heel simpel, maar dat is het natuurlijk helemaal niet. Om de informatie straks te kunnen leveren moet nu heel veel werk worden verzet.’
Steeds uitgebreidere database
Waar DatakwaliTijd 2.0 nog ging om het betrouwbaar maken van relevante productdata in het traject tussen leverancier en retailer, gaat het bij de volgende uitdaging om een forse uitbreiding daarvan. De database wordt uitgebreid met veel meer velden en wordt gebruikt door veel meer partijen, omdat ook leveranciers van verder terug in de keten bij de data worden betrokken. Tracey: ‘De datapool wordt in feite exponentieel groter. Dat hebben we destijds ook al wel voorspeld, want we wisten dat het niet enkel zou blijven bij het uitwisselen van allerlei logistieke data en bijvoorbeeld data van ingrediënten en afmetingen tussen retail en hun leveranciers.
Inmiddels zie je om je heen dat bedrijven aan de slag gaan om die veel diepere productinformatie in kaart te brengen. Wij geven de identificatiesleutels waarmee allerlei verschillende sets van data kunnen worden gekoppeld. Deze sleutels vormen samen het digitale paspoort waarmee gebruikers later informatie kunnen ophalen over dat product. Dat is ons doel.’
Maarleveld: ‘In dat kader is het aardig om een wereldwijd initiatief te noemen, het Global Data Model. Allerlei internationaal opererende retailers vragen elk op hun eigen manier informatie aan leveranciers en dat is niet zo handig. GS1 is daarom door het Consumer Goods Forum gevraagd om te gaan bouwen aan een Global Data Model.'
'Visueel presenteren we het als een ui: een kern met zes tot acht kenmerken die voor elk product gelden: zoals een GTIN, een productklasse en een afbeelding, met daaromheen allerlei andere aspecten die per markt of land verschillend kunnen zijn. En daar weer omheen zit een laag met retailspecifieke informatie. Dat Global Data Model is nu opgezet, en dat gaat internationaal nu heel erg helpen om over dezelfde dingen te kunnen praten.’
Verplichte verpakkingsinformatie
Actueel is ook de vraag om minder verpakkingen als ook minder schadelijke verpakkingen. Tracey: ‘Dat begint onder consumenten, maar ook bij bedrijven in de levensmiddelensector leeft die kwestie. Steeds meer klanten vinden dat ook verpakkingsmateriaal duurzaam moet zijn. Bijvoorbeeld liever een glazen fles dan plastic. We zien dus ook dat daar de vraag verandert door de eisen vanuit duurzaamheid.’
Op 9 mei 2020 wordt het verplicht om ook verpakkingsinformatie te delen via GS1 Data Source. Tracey: ‘Daarmee komt de vraag op tafel welke verpakkingsmaterialen nu allemaal moeten worden geïdentificeerd. Dus bij een product als thee, is alleen het theezakje het product en de rest is verpakking, dus het touwtje, het nietje, het labeltje, het doosje en de folie om het doosje. En bij plasticfolie rijst de vraag: welk soort plastic?’ Dat moet allemaal gekoppeld worden aan dat product. Vooral het uitzoeken wat allemaal bij het product hoort, is behoorlijk veel werk.
Welke productinformatie willen we
Maarleveld: ‘En dan kom je al snel bij de vraag: hoe graag wil de consument ook echt alle informatie hebben. En wil die consument voor al die informatie, ook meer voor een product betalen? De wens van de consument is veel meer dat ze gewoon een veilig, gezond, eerlijk en duurzaam product willen hebben. Een stempel is vaak al genoeg.’
Tracey: ‘Maar veiligheid, eerlijkheid en duurzaamheid is ook een kwestie van vertrouwen. Vertrouwen is gebaseerd op transparantie. Dus zal de leverancier zijn productdata herleidbaar moeten maken, ook al hoeft lang niet iedere consument van elk product precies te weten hoeveel gewasbeschermingsmiddelen er zijn als het maar binnen de norm is. De consument kijkt steeds vaker naar een keurmerk. En voor veel consumenten vat een keurmerk de informatiebehoefte goed samen, zoals bij het UTZ-label voor duurzame koffie, het keurmerk ‘Beter Leven’ voor diervriendelijke producten en op duurzaam geteelde groente en fruit prijkt het stempel ‘On the way to PlanetProof’.
'Of zoals de Nutri-score: een makkelijke indicator voor de consument, maar er zit heel veel informatie achter voordat je een score in een keurmerk kunt toewijzen. En het feit dát je iets kunt nazoeken geeft ook al vertrouwen.’
Alles begint met samenwerkende systemen
Maarleveld: ‘Alles komt neer op transparantie: eerlijk en helder zijn over je product en waar het vandaan komt, dat is belangrijk. Het begint bij identificatie. Het gaat om gegevens vastleggen, over de achtergronden van je product, waar komt het vandaan, wat zit erin. Juist die identificatiebronnen, daar is GS1 goed in, zoals de artikelcode (ook wel bekend als EAN of GTIN) of de locatiecode (GLN). En welk traceerbaarheidssysteem je er ook voor wilt inzetten, het gaat om het vastleggen van die key-data.’
Tracey: ‘Systemen moeten met elkaar kunnen communiceren, het moeten niet allemaal geïsoleerde hokjes worden. Zonder die connectiviteit heeft het geen zin. Om allerlei bronnen aan elkaar te koppelen zijn er standaarden nodig, zodat er een compleet beeld ontstaat bij een product. En dat is precies waar ons werk over gaat. Onze missie is om alle beschikbare data aan elkaar te kunnen knopen op basis van standaarden.’
Maarleveld: ‘Precies. Aan die basis werken wij, want wil je dingen kunnen herleiden dan moet je data van verschillende bronnen kunnen gebruiken.’
Schaalbaarheid
Transparantie is de toekomst en traceerbaarheid wordt een vereiste. Hoe ver is Nederland daarin, of hoever is de retail elders in de wereld? Tracey: ‘Als we wereldwijd vragen naar de stand van zaken rond traceerbaarheid, is de conclusie van de meeste grote spelers: we missen de interoperabiliteit. Dat is nog niet voldoende op orde. Het is wel mooi dat er individuele projecten zijn tussen retailers en fabrikanten, maar om het op te schalen is een andere aanpak nodig. Daarom vragen we er hier nu aandacht voor. Er moet nu worden nagedacht over hoe iedereen die systemen in de basis gaat inrichten, bij voorkeur op basis van GS1-identificatiesleutels.’
‘Bedrijven krijgen later problemen als ze niet nu al die sleutels en die standaarden aanbrengen in hun registers en databases. Dan lukt het later niet om die informatie aan elkaar te koppelen. Nu zijn nog veel fabrikanten en retailers druk met losse initiatieven in een keten, met data rond één bepaald product, zoals chocolade of sinaasappels. Maar de retailer wil dat ook met andere sinaasappelleveranciers. En niet alleen van sinaasappels, maar van al zijn producten. En consumenten willen straks van alle producten die informatie hebben. Om te voorkomen dat een leverancier met allerlei systeempjes van verschillende bronnen moet gaan werken, moet je nu al zorgen dat die systemen later kunnen samenwerken.’
Blockchain pilots
Maarleveld: ‘Er lopen vele pilots bij verschillende retailers om te achterhalen waar een product vandaan komt. Veelal worden die traceerbaarheidsprojecten door een retailer gestart met een beperkt aantal leveranciers in een blockchain, zoals bij Wal-Mart die een pilot heeft met mango’s in een blockchain. Het gaat dan eigenlijk altijd over een gesloten blockchain. Dat is prima te doen, maar ik ken geen open blockchains die in voeding succesvol zijn. Dat is zó ingewikkeld. Daarom doen wij de oproep om onze identifiers als de GTIN en de GLN te gebruiken, want dan kun je zaken van elkaar onderscheiden en kun je later je data opschalen. En met samengestelde producten is alles nog veel ingewikkelder.’
Tracey: ‘Dat is ook echt onze belangrijkste boodschap: als je zonder internationale standaarden begint is het bijna onmogelijk om dat later nog aan te laten sluiten op andere systemen. Terwijl er weinig reden is om níet de standaarden van GS1 te gebruiken. Maar het lastige is: veel bedrijven die hiermee bezig zijn kennen ons nog niet zo goed. We zijn in logistieke context erg bekend en dus vooral aan het einde van de supply chain, daar worden onze standaarden volop gebruikt.'
'Maar meer upstream, of in andere sectoren, zijn mensen met data aan het werk die het waarschijnlijk een heel goed idee vinden om een blockchain of een ander systeem op te zetten zonder gebruik te maken van onze standaarden. Omdat ze ons nog niet kennen of het belang van standaarden nog niet geheel onderkennen. Dat is precies waarom we dit nu willen roepen, omdat we niet de overtuiging hebben dat iedereen heeft begrepen hoe handig het is om GS1-standaarden te gebruiken.
Ook binnen heel grote bedrijven, zowel bij retailers als fabrikanten, zijn er veel mensen die nog nooit van GS1 hebben gehoord. Dat is best zorgelijk.’ Die onbekendheid met GS1 en de standaarden is ook weer niet vreemd. GS1 is ontstaan in de levensmiddelenindustrie. Aanvankelijk om de automatisering en logistiek makkelijker te laten verlopen met een standaard voor streepjescodes (EAN). Tracey: ‘Enige bescheidenheid is daarom wel gepast, omdat buiten die sector dit totaal onbekend was en deels nog is. Nu het ineens om veel meer informatie gaat, wordt onze opdracht veel groter, maar komen we ook op terreinen waar wij nog niet zo bekend zijn en zelf ook nog niet voldoende bekend mee zijn.’
Maarleveld: ‘Er zijn allerlei nieuwe initiatieven met een wildgroei aan systemen, wat voor fabrikant en retailer niet te behappen is. Het zorgen dat systemen wél kunnen samenwerken begint bij unieke identificatie. En dat is gelukkig wel een zienswijze die door steeds meer mensen gedeeld wordt.’
GS1 als fundament
GS1 is de hoeksteen om een duurzame keten en traceerbaarheid goed te laten functioneren. “Laat ons meedenken”, luidt de oproep.
Tracey: ‘Als bedrijf wil je dat een succesvolle pilot de horizon voorbij vliegt. Je bent een weg ingeslagen, hebt investeringen gedaan in hoe je een product tot aan het begin van de keten kunt achterhalen. Die kleine gesloten ketens waarbij een retailer met die ene leverancier middels een blockchain een product tot de bron wil kunnen herleiden is naar de toekomst toe niet houdbaar.
Retailers die over enkele jaren nagenoeg al zijn productgroepen en met heel veel verschillende leveranciers de herkomst van producten willen achterhalen, willen niet vastlopen omdat de schaalbaarheid ze in de weg zit. Dan wordt het echt moeilijk om het roer nog om te gooien. Het geheim zit in schaalbaarheid. Je zult op zoek moeten gaan naar het ontbrekende puzzelstukje om die keten slim en efficiënt te maken.’
Vertrouwen consument borgen
Maarleveld: ‘Als we alle informatie tot aan de bron boven water willen krijgen lukt dat alleen als het gestandaardiseerd gebeurt. Want om het vertrouwen van de consument in een product te kunnen borgen, moet je weten waar het vandaan komt, wie het product heeft behandeld en via welke processen.'
'Een mooi voorbeeld in dat kader is wat we bijvoorbeeld in de agrifood-keten met verschillende experts zoals Vion Food Group, Fruitmasters, LTO, CBL, FNLI, Frugicom, GroentenFruit Huis en Nevedi doen. Daar zijn we gestart om in Nederland de producten van telers en verwerkers in kaart te brengen. Daar hebben we gezegd: laten we die vijftigduizend boeren identificeren met een GLN. Vervolgens willen we kijken: hoeveel stallen hebben die boeren? En welke percelen grond? Ook dat is niet even een klein projectje.’
Tracey: ‘De oproep aan retailers en fabrikanten is ook: laat GS1 meedenken wanneer je data gaat structureren. Omdat vaak de medewerkers die een structuur gaan opzetten er niet aan denken om GS1 mee te nemen. Volgens ons zou dat écht een gemiste kans zijn. Daarom willen wij graag in een vroeg stadium in meedenken. Zo kunnen we voorkomen dat een goed bedoeld initiatief over twee jaar niet bruikbaar is in de aansluiting op grotere databases.’
2020 en daarna
Maarleveld: ‘Het traject DatakwaliTijd 2.0 heeft bij veel leveranciers wel het bewustzijn gebracht dat de standaarden van GS1 een betrouwbaar uitgangspunt vormen. Het vertrouwen is in dat traject sterk gegroeid.’
Tracey: ‘In 2020 gaan we overigens gewoon door met het programma DatakwaliTijd 2.0, dat dijt voortdurend uit en wordt continu aangevuld met informatie. Daarnaast is GS1 volop bezig om registers te bouwen om sleutels als GTIN en GLN in vast te leggen, om in ieder geval te zorgen dat die basisregisters er zijn. Alleen zo kunnen retailers bijvoorbeeld straks in een split second checken of de productdata van een nieuw product kloppen. Er is nog veel werk te doen. We zijn dus nog wel even bezig.’
Dit artikel is gesponsord door GS1