In een poging om vaste contracten te stimuleren wordt bij flexibele contracten per 1 januari een hogere WW-premie geheven dan bij vaste contracten. Tot nu toe is de premie sectorspecifiek, maar dat onderscheid verandert naar contractsduurspecifiek of contractsaardspecifiek.
De hoofdregel wordt dat alleen bij vaste contracten, met een vaste arbeidsomvang de lage premie geldt. Op die hoofdregel zijn 3 uitzonderingen. De hoogte van de premies zal 2,94% voor de lage premie en 7,94% voor de hoge premie. Het kostenverschil maakt dat het verstandig kan zijn om sommige flexibele contracten nog eens tegen het licht te houden.
Vast contract en overige contracten
De lage premie geldt dus bij vaste contracten met een vast aantal uren. De wetgever verstaat daaronder: iedere schriftelijke door beide partijen ondertekende en gedagtekende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die de omvang van de te verrichten arbeid eenduidig vastlegt.
Voor alle andere contracten geldt de hoge premie. Het gaat dan dus om zowel alle tijdelijke contracten, als ook min-/maxcontracten en nulurencontracten op vaste basis. Met de erbijbaners en tussenbaners krijgt u er dus mee te maken.
Herziening
De hoge premie kan met terugwerkende kracht worden geheven als een vast contract achteraf niet zo vast bleek te zijn. Dat is het geval in twee situaties:
- De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt in de proeftijd (binnen 2 maanden na aanvang) beëindigd;
- De werknemer krijgt binnen één kalenderjaar meer dan 30% uren verloond, dan contractueel voor dat jaar is overeengekomen. Oftewel, als de werknemer voor een flink te laag aantal uren een vast contract heeft gekregen. Uitgezonderd is de situatie waarin er 35 of meer uren per week zijn overeengekomen. Dit zal bijvoorbeeld kunnen voorkomen als een medewerker met een 2-12 contract een vast contract wordt gegeven van bijvoorbeeld 8 uur, maar dat deze in de praktijk vaak 12 uur wordt ingezet.
Drie uitzonderingen
Er zijn twee uitzonderingen op de hoge WW-premie en één op de lage WW-premie. BBL’ers en werknemers onder de 21 jaar die minder dan 48 uur per 4 weken of 52 uur per maand werkzaam zijn vallen ongeacht hun contractsvorm onder de lage premie. Let op dat het bij die 48 of 52 uur gaat om de verloonde uren. Dat wil zeggen de daadwerkelijk uitbetaalde uren.
Wanneer er sprake is van een all-in loon zal de 48 of 52 eerder gehaald worden, omdat de toeslag voor verlofuren bijvoorbeeld ook meetelt voor het aantal verloonde uren. Gaat een werknemer daar overheen dan geldt voor die maand of periode de hoge premie. Aangezien erbijbaners doorgaans all-in verloond worden is dat iets om goed in de gaten te houden.
Oproepkrachten die niet onder de 21-min of BBL uitzondering vallen, worden ongeacht of ze een tijdelijk of vast contract hebben onder de hoge premie geschaard. Onder oproepkrachten vallen per 1 januari werknemers met een nulurencontract, een min-/maxcontract of een arbeidsovereenkomst waarbij op basis van de wet voor sommige situaties de loondoorbetalingsverplichting is uitgesloten.
Per aangiftetijdvak
Aangezien de premie wordt bepaald per eerste dag van het aangiftetijdvak wordt iedere maand/periode opnieuw bepaald of aan de voorwaarden van de lage premie wordt voldaan. Wordt een werknemer tijdens het aangiftetijdvak 21 jaar, stopt deze met zijn BBL-opleiding of gaat een contract voor onbepaalde tijd met een vaste uren omvang over in een flexibele urenomvang of een oproepovereenkomst dan geldt voor dat aangiftetijdvak nog de lage premie.
Per arbeidsovereenkomst
Het is mogelijk om met een medewerker twee arbeidsovereenkomsten te sluiten. Een voor onbepaalde tijd en met een vaste urenomvang en een nulurencontract of een 2-12 contract. De eerste overeenkomst valt dan in principe onder de lage premie, de tweede onder de hoge. Let wel op dat de situatie niet onder de herzieningsgrond valt. Stel dat u de werknemer 20 uur per week op basis van het vaste contract laat werken en doorgaans 8 uur op basis van het nulurencontract of 2-12 contract dan zal u op jaarbasis boven de 30% uitkomen en valt het vaste contract achteraf toch onder de hoge premie.
Bewijs en controle
Naast dat u moet voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de lage premie, moet u dat ook kunnen bewijzen. Het is nodig dat u in de loonadministratie een aantal gegevens opneemt:
- Een afschrift van een door beide partijen ondertekende en gedagtekende Dat is ook het geval bij de BBL’er en de 21-minner.
- Een loonstrook waarin naast de gebruikelijke gegevens is opgenomen: de overeengekomen arbeidsduur, of er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die schriftelijk is aangegaan, en of er sprake is van een oproepovereenkomst.
Stel dat u een medewerker met een schriftelijk, ondertekend en gedagtekend flexibel contract een aanbod voor een vast contract met vaste omvang doet, bijvoorbeeld in een aanzegbrief. Dan is het belangrijk dat er wel een door beide partijen ondertekend en gedagtekend document komt. Anders vist u alsnog achter het lage-premie-net en dat zou zonde zijn.
Een blog van Arnold Vedder, advocaat bij BVD Advocaten.
Lees ook over de WAB: